Sporen

Op basisschool de Kraal in Amsterdam-Oost wordt gebruik gemaakt van het alternatieve VVE-programma 'Sporen', gebaseerd op de Reggio Emilia-pedagogiek. De kracht, creativiteit en intelligentie van kinderen (en van hun begeleiders, leerkrachten en ouders) staan centraal in de Sporen-benadering. Een kijkje bij de peuters en kleuters van de Kraal.
Stichting Pedagogiekontwikkeling 0-7 werkt met basisschool de Kraal in Amsterdam-Oost aan een alternatief VVE-programma 'SPOREN', gebaseerd op de Reggio Emilia-pedagogiek. De kracht, creativiteit en intelligentie van kinderen (en van hun begeleiders, leerkrachten en ouders) staan centraal in de SPOREN benadering. Een beeld van peuters en kleuters van De Kraal.




Abdel van 2 1/2 jaar woont met zijn vader en moeder, twee broers en een zusje in een driekamerwoning, twee hoog in de Transvaalbuurt in Amsterdam-Oost. Iedere morgen loopt hij samen met zijn moeder naar school om zijn broer Mohammed weg te brengen. Het kriebelt een beetje in Abdels buik, want vandaag gaat hij zelf voor de eerste keer naar school. In de gang zijn veel grote kinderen, vaders, moeders, meesters en juffen. Aan het eind van de gang is het ruimer, het lijkt wel een beetje op een plein, maar dan binnen. Hier is de klas van Mohammed. De juf groet hen en Mohammed hangt een tekening van zijn gezicht op de deur. Dit betekent dat hij er is. Abdel en zijn moeder gaan dan naar de peutergroep, naast de klas van Mohammed. Aan de glazen deuren hangen grote portretfoto's van de kinderen en de leidsters uit de groep. Samen met een van de juffen draait hij zijn foto om. De voorkant van zijn gezicht kijkt de groep in, achterop zie je zijn haar. Voor hem staat een kastje met heel veel laatjes. Op één ervan staat zijn fotootje. Zijn moeder stopt er spullen van thuis in: een schone broek, shirt en kaplaarzen. Aan de grote tafel drinken de moeders een kopje koffie en er wordt volop gekletst in het Nederlands, maar ook in het Arabisch, Berbers en Turks. Een paar vrouwen zijn ondertussen een groot tafelkleed aan het borduren, het wordt een feesttafelkleed voor de groep. Als Abdel om zich heen kijkt, ziet hij dat de meeste kinderen meteen zijn gaan spelen.

Sporen.
SPOREN is de afkorting van Stichting Pedagogiek Ontwikkeling Reggio Emilia Nederland en is tevens een metafoor voor de benadering en werkwijze. SPOREN is geïnspireerd en gebaseerd op de Reggio- benadering, maar ontwikkeld in samenwerking met en voor de Nederlandse kinderopvang, peuterspeelzalen en de eerste twee groepen van het basisonderwijs.

SPOREN bestaat uit een theoretisch kader (pedagogische principes), organisatorische randvoorwaarden en een praktisch deel waarin de concrete systematische werkwijze wordt beschreven. VVE-programma's zijn bedoeld om aan vermeende (taal)- achterstanden van allochtone kinderen te werken en te voorkomen dat zij met een grote (taal)achterstand aan de basisschool beginnen. De SPORENbenadering gaat juist uit van de kracht, creativiteit en intelligentie en de hónderd talen van álle kinderen en hun begeleiders/leerkrachten en ouders. SPOREN is geen programma of vaste methodiek, maar een pedagogiek met een systematische werkwijze. De inhoud van het werk is open en wordt afgestemd op concrete situaties. Alle kinderen, leerkrachten, ouders, buurten en culturen zijn verschillend. Het leren kennen, zichtbaar en bespreekbaar maken van deze diversiteit staat bij SPOREN centraal.

Kennismaken
Bij 'SPOREN' wordt gesproken van 'kennismaken' in plaats van 'wennen'. Zo wordt het actieve en gezamenlijke benadrukt. Wennen impliceert één richting: het kind moet zo snel mogelijk wennen aan de groepssituatie. Kennismaken houdt in dat de leidsters kennismaken met het kind, zijn cultuur en omgeving en dat de ouders en het kind kennismaken met de leidsters, de andere kinderen, de ruimte en de groepscultuur. De centrale vragen zijn dus: wie ben jij en wie zijn wij?

Vanaf het eerste begin is uitwisseling met de ouders één van de kernpunten. De aanwezigheid van de ouders bij de woensdagmiddag bijeenkomsten is 'verplicht'. Tussen 11:45-12:00 uur bespreken de ouders en de leidsters onderwerpen die op de groep en thuis spelen.
Voorafgaand aan de eerste groepsdag vindt er een uitgebreid kennismakingsgesprek plaats, dat door de leidster wordt vastgelegd. Een vast element is het uitzoeken van een lap stof om een kussen van te maken. Iedere peuter heeft een door moeder gemaakt kussentje dat in de groep een speciale plek inneemt. De eerste ochtend blijft de moeder op de groep. De leidster vertelt en laat haar zien hoe de ochtend verloopt. De portretfoto's op de deur, de diverse documentatiepanelen, het paneel met de informatie voor de ouders, het eigen laatje voor de spulletjes van thuis, het postvakje voor het kind, de vaste Nederlandse woorden die op de groep gesproken worden, de verschillende hoeken, de haal- en brengtijden en het gezamenlijke koffiehalfuurtje tussen 8.30 en 9.00 uur. De kennismakingsperiode verloopt voor ieder kind iets anders, daar wordt alle tijd en ruimte voor gemaakt. Meestal komen er drie of vier kinderen tegelijk omdat er naar gestreefd wordt ook kleine groepjes kinderen tegelijk over te laten gaan naar de kleuterklassen. Abdel heeft met een paar kinderen en af en toe met de leidster in de verschillende hoeken gespeeld. Sommige kinderen trekken gekke kleren aan en er is een minihuisje met een keuken, net als thuis. Ook is er een trap waar je soms op mag klimmen. Boven zijn boeken met mooie plaatjes. Verder is er een apart kamertje waar je van alles kunt maken. De kinderen pakken er zelf spullen uit de kasten: papier, potloden en pennen en soms klei. Abdel durft dat niet en klei vindt hij vies. Veel van wat de leidsters zeggen, verstaat hij niet. Gelukkig is er een Marokkaanse groepshulp die hem bijvoorbeeld zegt dat hij zijn kussentje moet pakken. Op zijn kussentje staan mooie sterren en het heeft een randje met gekleurde kralen. Het is gemaakt door zijn moeder. De kinderen leggen alle kussens in een grote kring en gaan erop zitten. Vaak zingen ze dan liedjes. De woorden begrijpt hij niet maar toch kan hij al wat meezingen. Na een tijdje gaan ze met elkaar aan de grote tafel zitten om te eten en te drinken uit de beker die hij van thuis heeft meegenomen. Vreselijk vindt hij dat. Hij mist zijn moeder. In de kast vlak bij de grote tafel liggen fotokaarten: geplastificeerde foto's van alle kinderen en hun moeders. Ook één van mama. Die heeft hij gepakt en naast zich op tafel gelegd. En dan, al kijkend naar mama, smaakt het eten weer prima!

Abdel speelt het liefst bij de waterkranen. Als je die opendraait, stroomt het water in een grote bak. Met een beetje zeep kun je heel veel schuim maken en er zijn ook kleine bakjes, emmers en flesjes om het water en schuim in te doen.
Achter in de klas is een trapje en dan kun je door een kleine glazen deur naar buiten. Buiten zijn vaak kinderen aan het scheppen in een grote berg zand en gisteren waren er een paar jongens aan het timmeren: ze maken een huis! De juf heeft een hamer en spijkers in haar handen, ze wenkt hem. Zou hij dat ook kunnen? Net als die grote jongens?

De eerste weken op de peutergroep zijn voor bijna alle kinderen moeilijk. Er is zo'n enorm verschil tussen het leven thuis en dat op de groep, de taal, het ritme, de andere kinderen, de materialen enzovoort. De leidsters spelen in deze periode samen met kleine groepjes kinderen in de verschillende hoeken en introduceren de materialen. Zo leren ze de materialen en de ruimte kennen en maken ze contact met de andere kinderen en de leidsters. Maar er is ook veel ruimte voor een eigen traject. Zo vinden sommige kinderen het heel plezierig eerst te kijken wat de andere kinderen doen en hoe ze het doen. Zij leren immers het meeste van elkaar, ze zijn elkaars eerste pedagoog. Een primaire taak van de groepsleidsters is om te kijken en te luisteren. Alle kinderen zijn verschillend. Om ze iets te kunnen bieden, moeten de leidsters de kinderen eerst leren kennen. Ze moeten weten wat hen bezighoudt en wat hen boeit. Ze dragen geen kennis over, maar zijn onderzoeker van de denk-, maak- en leerprocessen van de kinderen. Het is geen pedagogiek van vertellen, maar van luisteren naar en communiceren, ook met niet- Nederlands sprekende kinderen.

Tijdens het individuele kindgesprek van de twee groepsleidsters, een onderdeel van het kindvolgsysteem van SPOREN, kwam ter sprake dat Abdel steeds naar buiten keek naar de timmerende jongens. De leidsters maakten het plan hem de volgende dag uit te nodigen mee te timmeren. Op het moment dat kinderen gefascineerd zijn door een bepaald onderwerp of een bepaalde bezigheid, willen zij daarmee aan het werk en erover praten. Het leren kennen van Nederlandse woorden is dan hard nodig. Zo wordt als vanzelf ook de Nederlandse taal geoefend: 'huis', 'hamer', 'spijker', 'timmeren' en 'gereedschap'. De groepsleiding inventariseert deze woorden en al werkend met de kinderen komen er steeds weer nieuwe bij.

Pedagogische documentatie
Pedagogisch documentatie is een van de belangrijkste onderdelen van de SPOREN benadering. Het dient vele doelen. Soms wordt documentatiemateriaal verwerkt tot een documentatiepaneel, ter inspiratie van de kinderen en informatie van de ouders. Als de kinderen het documentatiepaneel bekijken over het bouwen van het huis, biedt dat tal van aanknopingspunten om het werken en spelen te verdiepen.
Door het zichtbaar maken van de leerprocessen maak je het bespreekbaar en is uitwisseling mogelijk tussen kinderen, ouders en leerkrachten. Dit leidt tot wederzijds leren en het verdiepen van inzichten en kennis. Op basis van deze inzichten worden nieuwe plannen gemaakt en nieuw aanbod ontwikkeld.
De diverse vormen van pedagogische documentatie worden gesystematiseerd door middel van kijk- en luisterpapieren waarop leidsters en leerkrachten tijdens het werken met de kinderen kort noteren wat er gebeurt en welke interacties er plaatsvinden. Op plannenbladen worden dagelijks plannen gemaakt, aan de hand van verzameld documentatiemateriaal (foto's, teksten, werkstukken enzovoort). Grotere onderwerpen worden uitgediept door het werken met een onderwerppapier, de verbinding tussen dagelijkse plannen, reflectie en nieuwe impulsen.
Alle pedagogische documentatie is gericht op groepjes kinderen. Daarnaast is er ook een kindvolgsysteem met als basis het gesprek tussen de twee leidsters: een individueel kindgesprek aan de hand van een vastgestelde itemlijst.
De moeder van Abdel komt de groep binnen. Het is tijd om naar huis te gaan. Zij kijkt op het ouderpaneel, direct links naast de ingang. Onderaan hangt een rij dagbladen. Per dag een A4-tje met daarop een beeld van de ochtend. Khalida kan niet goed lezen, maar gelukkig maakt één van de leidsters veel tekeningen. Op het blad van donderdag staat een tekening van een auto met daarop extra duidelijk het stuur. Nadat een groepje kinderen wekenlang aan het huis in de tuin had gewerkt, moest er een auto bij komen. Eerst waren dat vier stoelen achter elkaar, maar van lieverlee maakten ze er steeds meer een echte auto van. De vader van Abdel heeft vanmorgen een echt stuur meegenomen dat hij samen met de kinderen heeft vastgemaakt.
Khalida loopt de groepsruimte in. Abdel is nog buiten. 'Mama!' roept hij in het Berbers. En dan in het Nederlands: 'Kijk, het stuur!'. Trots wijst hij naar het nieuwe stuur op de auto. Daarna laat hij haar in het atelier zien dat ze autosleutels hebben gemaakt. Het knippen in het karton was moeilijk, vertelt de leidster, maar van het schilderen met de zilververf konden de kinderen geen genoeg krijgen

Onderwerpen
Door het zorgvuldig kijken en luisteren naar de kinderen wordt duidelijk welke onderwerpen de kinderen bezighouden. Het betreft bijna altijd de interesses van groepjes kinderen, zelden van de hele groep. Er spelen dus voortdurend verschillende kleine of grote onderwerpen naast elkaar in de peuter- en kleutergroepen. Soms duren ze een week, soms maanden. De ene keer gaat het om heel concrete onderwerpen, zoals de vogels in de tuin, dan weer om meer abstracte als drijven en zinken. De leidsters en leerkrachten volgen de onderwerpen waar de kinderen mee bezig zijn en verdiepen ze door het maken van documentatie en het geven van impulsen in de per dag gemaakte plannen. Er is vast overleg ingeroosterd tussen de leidsters en leerkrachten met tijd voor reflectie, het maken van nieuwe plannen en het verwerken van documentatie. Twee dagen per week zijn er twee leerkrachten in de kleuterklassen en alle ochtenden zijn er twee leidsters in de peutergroep. Deze tweede leidster of leerkracht is in de ideale situatie iemand met een andere achtergrond, bijvoorbeeld een specialist op het gebied van beeldend, muziek, drama of dans.
In SPOREN wordt ervan uitgegaan dat alle kinderen leergierig zijn, daarom uit zijn op communiceren en zo kennis opbouwen. Communiceren op honderd manieren, in honderd talen, bijvoorbeeld in klei, dans, muziek, tekenen. Zeker bij het werken met allochtone kinderen die het Nederlands nog niet goed beheersen, is gebleken dat deze andere uitdrukkingsvormen gretig gebruikt worden en een enorme zeggingskracht hebben. Dit draagt bij tot een brede ontwikkeling en maakt ook het verwerven van het Nederlands makkelijker.
Als Abdel vier jaar is, gaat hij samen met een paar vriendjes over naar een van de vijf kleutergroepen. Wat in de peutergroep is ingezet, vindt doorgang in de kleutergroepen. Dezelfde pedagogische benadering wordt gehanteerd en de inrichting en de gebruikte materialen in de kleuterklassen komen overeen met de peuterklassen. Net als elke peuterklas beschikt ook elke kleuterklas over een goed uitgeruste atelierhoek en net als de peuters hebben de kleuters eigen postvakjes. Daarnaast wordt er ook in de kleuterklassen gebruik gemaakt van documentatiepanelen en eigen onderwerpenboekjes. Er wordt in 100 talen in kleine groepjes gewerkt rond onderwerpen die de kinderen bezighouden. De twee leerkrachten kijken en luisteren, onderzoeken en documenteren, reflecteren en maken plannen.

SPOREN verspreiden
In nieuwe situaties en op andere scholen kan gebruik worden gemaakt van veel uit de ontwikkelde pedagogische systematiek van SPOREN. Wel zal er altijd een bewerking moeten plaatsvinden. Iedere situatie, iedere context is immers anders. Door middel van onderzoek naar pedagogiek en organisatie, kan een passende vorm ontstaan die alle partijen als werkzaam en eigen ervaren. Een goede pedagogiek is in principe nooit klaar, maar blijft zich vernieuwen en ontwikkelen. Uitgangspunt daarbij zijn actieve, competente, kinderen, leerkrachten en ouders die met elkaar zorgen voor een school als leergemeenschap.





Menu

Nieuwsbrief

Blijf op de hoogte van de ontwikkelingen!



[ ADVERTENTIE ]