KIDDO 25 JAAR!

Leren over goed en kwaad

Mag je medicijnen stelen als je geen geld hebt om ze te kunnen kopen, maar er wel een leven mee kunt redden? Mag je bloemen plukken uit een plantsoen als ze voor je zieke oma zijn? Op dergelijke morele vragen valt meestal niet zomaar antwoord te geven. Hoe ontwikkelen kinderen morele keuzes en hoe kun je ze daarbij helpen?


Stel, je fietst door een rood stoplicht. Je maakt een overwogen keuze: je weet dat het niet mag, maar het kruispunt is vrij en je bent toch al aan de late kant voor je werk. Waarschijnlijk verandert je keuze als er een auto nadert of je aan de overkant politiecontrole ziet. Vaak maak je onbewust en in zeer korte tijd allerlei afwegingen om tot een morele keuze te komen. Dit doe je deels op basis van kennis en ervaring en deels op basis van gevoelens. Daarnaast is de kans op beloning (of in dit geval: straf) van invloed op je keuze.
In tegenstelling tot dieren kúnnen mensen morele keuzes maken. Morele keuzes zijn gekoppeld aan de sociale regels die we als samenleving hebben.

Besef
Soms wijk je één keer af van een regel. Het kan gebeuren dat je normaliter de deur voor iemand open houdt, maar dat je dat die ene keer níet doet omdat je je handen vol hebt. Als volwassene wéét je dat je dan eigenlijk niet beleefd bent. Jonge kinderen hebben nog geen besef van goed en kwaad. Zij moeten alle sociale regels nog opdoen en leren hoe zij daarmee omgaan. Dat noemen we de morele ontwikkeling. De morele ontwikkeling is een proces dat weliswaar van binnenuit gestuurd wordt, maar alleen ontstaat in interactie met de sociale omgeving. Je kunt je voorstellen dat iedere verschillende omgeving waarin een kind opgroeit ook weer andere morele keuzes oplevert. Het maken van morele keuzes heeft te maken met de waarden en normen die gangbaar zijn in een bepaalde samenleving. Waarden zijn eigenlijk abstracte voorstellingen van wat we in een samenleving of groepering als 'goed' beschouwen. In ons land vinden we bijvoorbeeld respect belangrijk. Een norm gaat vervolgens over de verwachting over het gedrag dat voorvloeit uit die waarden. De waarde 'respect' brengt bijvoorbeeld als norm mee dat we in het openbaar vervoer voor oudere mensen opstaan bij gebrek aan zitplaatsen.

Leeftijd
Kinderen nemen tijdens hun morele ontwikkeling onze waarden en normen over. Ze leren daarbij eigen morele keuzes te maken. Ze moeten hiervoor een aantal vaardigheden opdoen. Ze moeten bijvoorbeeld kunnen ervaren dat er regels en afspraken zijn in hun omgeving. Ze moeten ook ervaren dat het zinvol is om die regels te handhaven en te waarderen, en te willen beantwoorden aan de verwachtingen van vertrouwde volwassenen. Ten slotte moeten kinderen intern kunnen evalueren of hun gedrag goed of fout is. Het morele besef is in de verschillende leeftijdsfasen van kinderen op een verschillend niveau ontwikkeld. Jonge kinderen kunnen zich nog moeilijk verplaatsen in het standpunt van de ander. Ze zijn sterk gericht op het eigen belang. Het morele gedrag bestaat vooral uit het vermijden van straf of het krijgen van een beloning. Een voorbeeld: Jaro kiest ervoor om geen koekjes uit de koektrommel te stelen, omdat hij weet dat hij, als hij betrapt wordt, straf krijgt van zijn moeder.

Vegetariër
Kinderen in de hoogste klassen van de basisschool* baseren hun morele oordelen vooral op afkeuring en instemming van hun omgeving. Goed is wat anderen, vooral een groep leeftijdgenoten, 'goed' vinden. Daarnaast zijn andere mensen een belangrijk rolmodel. Een voorbeeld: een puber wil op een dag geen vlees meer eten, omdat haar idool vegetariër is. Op dit niveau is puur straffen en belonen als opvoedingsmiddel niet meer genoeg. Het stellen van regels is in deze fase juist wel belangrijk, omdat dat orde en structuur biedt aan het kind. Nog een trapje hoger oordelen mensen niet direct via het toepassen van regels, maar is de achterliggende gedachte belangrijk. Iemand heeft zich dan bepaalde morele beginselen eigen gemaakt en is in staat die zelfstandig en met gevoel voor verantwoordelijkheid te overdenken. Morele keuzes worden steeds afhankelijk van de situatie gemaakt. Zoals voor één keer door het rode stoplicht rijden omdat je toch al laat was. De verschillende niveaus in moreel denken hangen overigens niet per se samen met leeftijd. En niet ieder mens bereikt het laatste niveau (zie kader 'Drie niveaus van Kohlberg').

Geweten
Behalve de verschillende niveaus van moreel functioneren, zijn er ook fasen waarin kinderen zich moreel ontwikkelen. Ontwikkelingspsycholoog Lawrence Kohlberg stelde dat kinderen worden geboren met een gevoel van rechtvaardigheid en dat dit rijpt doordat het kind in contact komt met de omgeving. Bij jonge kinderen zie je bij uitstek dat sociale regels nog geen inhoud hebben. Een baby of dreumes is erop gericht het zichzelf naar de zin te maken en vooral: te overleven. Desnoods ten koste van anderen! Peuters leren al iets meer over wat wel en niet kan, maar zijn nog niet altijd in staat hun eigen wensen opzij te zetten. Kinderen van een jaar of drie voelen wel de druk van de omgeving als ze nóg een koekje van de schaal pakken. Ze weten wel al wat 'hoort', maar zijn nog te zeer gericht op de bevrediging van hun behoeften om hieraan gehoor te geven. Vanaf een jaar of twee ontwikkelt het kind zelf een geweten. Dit wordt gevoed door gevoelens van schuld, schaamte en angst voor straf. Vanaf een jaar of vier tot zes koppelen kinderen hun gedrag vooral aan de goedkeuring en afkeuring van volwassenen. Zij doen of laten iets omdat je het als volwassene zegt. Een kind dat op de bank springt en veel plezier heeft, beseft pas dat het niet mag als jij fronsend de kamer binnen komt. Vanaf een jaar of zes geldt dat de groepsdruk op school groter wordt dan de invloed van ouders. De morele ontwikkeling kent op deze leeftijd een gevoelige fase. Geldt de regel dat je glas in de glasbak doet of je huisvuil scheidt, dan gaat er ook geen stukje glas verloren!

Rechtvaardigheid
Kinderen van zes tot acht jaar doen of laten iets vanuit de gedachte wat het hen oplevert. Hun rechtvaardigheidsgevoel groeit, waardoor ze onderling gaan vergelijken. Ze denken in termen van 'als jij aardig bent voor mij, ben ik het voor jou'. Kinderen van negen tot twaalf jaar kunnen zich al beter inleven in anderen en bedenken wat kwaad of goed is, en waarom. Pas vanaf ongeveer 10 jaar is het morele besef van een kind in belangrijke mate gericht op een 'nuttig lid' zijn binnen de gemeenschap waarin het leeft, bijvoorbeeld de school, of het gezin. Hoe kun je als leidster de kinderen stimuleren bij hun morele ontwikkeling? De morele opvoeding betekent vooral: het aanleren van gewoontes, regels, omgangsvormen en vaardigheden. In eerste instantie ben je als leidster het geweten voor het kind. Dat betekent dat je zelf het goede voorbeeld geeft. Als je het zelf belangrijk vindt dat een kind niet tegen je schreeuwt, spreek je een peuter dus van dichtbij en rustig toe. Als leidster hanteer je ook duidelijke regels en past ze consequent toe. Zo kun je grenzen stellen aan het gedrag van een kind en positief gedrag belonen. Vermijd straf zoveel mogelijk, maar waarschuw een kind tijdig als het een regel wil overtreden.

Zelf nadenken
Ook al ben je een voorbeeld, dat is niet genoeg. Kinderen moeten immers zelf gaan leren nadenken en niet alleen maar klakkeloos gehoorzamen. Bied kinderen daarom zoveel mogelijk de ruimte voor hun eigen morele oordeel. Maak bij het bespreken van normen en waarden gebruik van alledaagse herkenbare situaties. Vraag eens hoe zij dingen zouden oplossen. Kinderen komen soms tot ongelooflijk simpele maar goede oplossingen. Daarnaast is het goed om vaak te praten over 'goed en kwaad', bijvoorbeeld na het lezen van een (prenten-)boek of bij het bespreken van een dagelijks voorval. Verder kun je regelmatig spelletjes doen, waarbij kinderen leren omgaan met de regels. Ook alledaagse gebeurtenissen in de kinderopvang, zoals een kringgesprek, vertellen veel over onze waarden en normen. Je leert bijvoorbeeld naar een ander te luisteren of te wachten op je beurt. Zo kun je iedere gelegenheid op de dag aangrijpen om aan te geven waarom sommige dingen wel en andere niet mogen.

Literatuur De morele opvoeding van het jonge kind. E. Lodewijks-Frencken. Uitgeverij H. Nelissen, 1998. De morele intuïtie van kinderen. Respect en verantwoordelijkheid, vrijheid en geweten. T. Kroon, Amsterdam: SWP, 2005. Als kinderen je een zorg zijn. Over opvoeding in waarden en normen. T. Lickona en W. Ytsma, HB uitgevers, Baarn, 1998.

Voor kinderen:
Veel boeken van Max Velthuijs gaan over morele dilemma's. Zie: Kikker is verliefd. (1989), Kikker en het vogeltje. (1991), Kikker en de vreemdeling. (1993) Amsterdam, Leopold.

Sekseverschillen
De morele ontwikkeling verloopt voor meisjes en jongens niet gelijk. Jongens zijn meer georiënteerd op verschillen en competitie, en worden gedreven door rechtvaardigheid, terwijl meisjes meer gericht zijn op verbondenheid en emotie, en worden gedreven door zorg voor de ander.


Tips om de morele ontwikkeling te stimuleren

-geef het goede voorbeeld
-praat vaak over goed en kwaad, bijvoorbeeld na het voorlezen van een boek
-leg steeds uit waarom iets wel of niet mag
-waarschuw een kind van te voren als het een regel wil overtreden
-doe spelletjes waarbij kinderen leren om te gaan met de regels

Drie niveaus van Kohlberg [Kadertekst:] De beschreven drie ontwikkelingsniveaus van de morele ontwikkeling van kinderen zijn gebaseerd op de theorie van Lawrence Kohlberg (1927-1987). Hij noemde de drie niveaus in het morele denken: het preconventionele, het conventionele en het postconventionele niveau.


*Vlaanderen: lagere school




Menu

Nieuwsbrief

Blijf op de hoogte van de ontwikkelingen!



[ ADVERTENTIE ]