Vroeger waren de gezinnen meestal groter dan ouders en kinderen alleen. Grootouders, ooms en tantes hadden vaak een aandeel in de opvoeding en opvang van kinderen. Uit onderzoek blijkt dat een goed sociaal netwerk nog steeds zeer belangrijk is bij de opvoeding van kinderen. Veel ouders kunnen vandaag de dag, voor opvang van hun kinderen, niet meer terecht bij hun familie. Daarom brengen zij hun kinderen nu bij pedagogisch medewerkers in de kinderopvang. Pedagogisch medewerkers zijn een belangrijke positie in gaan nemen. Zij zorgen voor opvang. Deze mogelijkheid biedt ook een meerwaarde in de opvoeding. Pedagogisch medewerkers zorgen ervoor dat de kinderen (educatieve) activiteiten kunnen doen en dat ze kunnen leren van de sociale omgang met anderen. Kinderen kunnen profiteren van een groepsopvoeding.

 

Onderlinge afstemming

Wel is het zo dat pedagogisch medewerkers en ouders elkaar in het begin nog niet kennen. Dit is anders bij opvang binnen de familie. Daarom moet er extra aandacht zijn voor de communicatie tussen beide partijen. Zij moeten een band kunnen opbouwen. Het is belangrijk dat pedagogisch medewerkers en ouders informatie uitwisselen om zo samen een lijn uit te stippelen. Op deze manier ontstaat een goede afstemming die het welzijn van het kind ten goede komt. De rol van pedagogisch medewerkers hierin moet gezien worden als een belangrijke. Ook door hen zelf.

 

Verschillen

Binnen de kinderopvang zijn er veel momenten waarop ouders en pedagogisch medewerkers contact hebben. De twee belangrijkste zijn de dagelijkse overdracht en de oudergesprekken waarin verschillende onderwerpen aan bod kunnen komen.

Uit het onderzoek van Elsa Schagen (zie kader) is gebleken dat ouders en pedagogisch medewerkers vaak verschillende ideeën over opvoeding binnen de kinderopvang hebben. Een ouder kan bijvoorbeeld vinden dat kinderen vooral moeten kunnen spelen op de groep. Een pedagogisch medewerker kan juist vinden dat kinderen vooral de kans moeten krijgen om georganiseerde activiteiten te doen. Er blijken regelmatig verschillen te zijn in de manier waarop ouders en pedagogisch medewerkers tegen dit soort onderwerpen aankijken. Dit kan leiden tot het minder soepel verlopen van een gesprek, het elkaar niet helemaal begrijpen of zelfs tot onvrede.

 

Daarnaast blijkt ook uit het onderzoek dat ouders en pedagogisch medewerkers de gesprekken die ze met elkaar hebben verschillend beleven. Een pedagogisch medewerker kan vinden dat een gesprek met een ouder heel goed is gegaan, terwijl de ouder dat niet vindt. Ouders en pedagogisch medewerkers hebben in het gesprek soms ook andere behoeftes. Ouders willen vaak informatie krijgen over de algemene ontwikkeling van hun kind op de groep. Echter, ze willen ook meer details horen over hoe het gaat met hun kind. Bijvoorbeeld over hoe en met wie hun kind speelt, of hij zich makkelijk uit en of hij goed voor zichzelf opkomt. Daarom is het belangrijk dat pedagogisch medewerkers het onderscheid zien tussen het bieden van algemene en meer specifieke informatie over het kind.  

Aan de andere kant zien ouders ook niet altijd het belang in van het zelf geven van informatie over het kind aan de pedagogisch medewerkers. Voor pedagogisch medewerkers is dit juist heel belangrijk omdat het ze helpt de kinderen beter te begeleiden.